Durven, denken en doen in samenwerking: Gemeente Bladel en Waterschap de Dommel

3 dec 2021

Samenwerking is het bundelen van krachten, van ieders kwaliteiten en achtergronden. Het doel is om samen een resultaat te bereiken, dat door een partner niet of moeilijker bereikt kan worden. Door het samenwerken in een team, door saamhorigheid en groepsgevoel, kunnen organisaties meer bereiken dan iemand alleen ooit zou kunnen. De kracht van het samenwerken ligt dus juist in het teamverband, in het samenwerken zelf.
Dit ondervonden ook Elisabeth Pietsch van Waterschap De Dommel en Leo Vennix van de gemeente Bladel.

Elisabeth Pietsch werkt sinds 2½ jaar als stedelijk planvormer bij Waterschap De Dommel. Oorspronkelijk is ze van Duitse afkomst. Voordat ze naar Nederland verhuisde werkte ze in Duitsland ook bij een waterschap aan diverse projecten, waaronder de overstroming in 2013. Velen weten niet wat de functie van stedelijke planvormer inhoudt. Elisabeth vertelt dat ze het aanspreekpunt is voor gemeenten als het gaat om onderwerpen als de klimaatstresstest, bestemmingsplannen etc. “Ik bied gemeenten hulp, zoek de juiste specialisten binnen waterschap, zodat de verbinding tot stand kan komen.”

Leo Vennix is al ruim 12 jaar werkzaam als beleidsmedewerker Openbare Werken bij de gemeente Bladel. Daarvoor werkte hij onder andere bij de gemeente Bergeijk en heeft hij veel rioleringswerkzaamheden in België gedaan. Of er verschillen zijn met ons buurland? “Jazeker, in België was er altijd zorg voor vuil water, maar niet voor hemelwater. Wij zitten nu in Nederland op eenzelfde gedachte.” Leo benadrukt dat er nog meer verschillen zijn en vertelt dat er vanuit Bladel nu wordt gewerkt vanuit totaalbeeld. “Als er ergens een riolering moet worden vernieuwd, nemen we het plaatsen van bomen en struiken mee, houden we rekening met klimaatadaptie, verkeersstromen en letten we op de inrichting van de weg. Alles voor een betere én toekomstbestendige leefomgeving in de gemeente.”

Op de vraag wat in de onderlinge samenwerking belangrijk is, noemen ze beiden vertrouwen. Elisabeth: “Onze samenwerking is succesvol, omdat we eerlijk tegen elkaar durven te zijn. We willen samen zaken oplossen en elkaars belangen dienen.” Ze bekent wel dat het in het begin best lastig was, omdat ze het gebied nog niet zo goed kende. In tegenstelling tot Leo. Ook hij is enthousiast over de samenwerking: “Het doel is zó samenwerken zoals de nieuwe omgevingswet voorschrijft. We werken proactief en kijken vanuit mogelijkheden en kansen. Daarbij vullen we elkaar goed aan.“

Elisabeth vertelt dat ze veel leert door de samenwerking. Er is regelmatig overleg over bijvoorbeeld rioolontwerpen en verschillende ontwikkelingen. Momenteel werken de partners aan een watervisie voor Hoogeloon. Het waterschap is vanaf het begin betrokken bij de plannen. “Het is belangrijk om vanaf het begin mee te denken vanuit het waterschap,” geeft de planvormer aan. Leo beaamt dit. Trots vertelt hij dat in het begin ook bestuurders van het waterschap en gemeenten samen op de fiets sprongen. Zij vroegen zich af wat wij als gemeente doen aan bijvoorbeeld water vast te houden en aan klimaatadaptatie. Issues die nu spelen. “Ze waren blij verrast om te zien hoe ver we hierin al zijn, ook met hulp van het waterschap.” De samenwerkingspartners trekken gezamenlijk op en het pakt goed uit.

“Maar we zijn er nog niet”, zegt Leo. “Laten we eens kijken wat we nog allemaal kunnen doen bij bedrijventerreinen zoals De Sleutel. We kijken hier of we waterbuffers kunnen aanleggen zodat ook in de toekomst in droge tijden voldoende water beschikbaar is. Dit in het kader van droogtebestrijding.” Voorheen kreeg dit bedrijventerrein te maken met wateroverlast. Ook dit hebben de partners samen kunnen oplossen. “Maar nu moeten we een stapje verder gaan. We koppelen het aanleggen van waterbuffers aan ecologische zaken. Denk aan het aanleggen van bloemrijke bermen of het plaatsen van groen of zonnepanelen op daken van bedrijven”, zegt Leo. Hij geeft aan dat in het kader van klimaatadaptatie een afweging gemaakt moet worden tussen het accepteren of beperken van schade door overlast bij extreme buien.
Een aanpak die zich richt op werkzaamheden die te maken hebben met water, in de openbare ruimte of bij inwoners zelf. “In het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie (DPRA) staat als doel om in 2020 rekening te houden met klimaatveranderingen in onze werkzaamheden (klimaatrobuust). In 2050 dienen we een klimaatrobuuste leefomgeving te hebben. 2050 Klinkt ver weg, maar dat is het zo”, zeggen beiden.


Anticiperen op klimaatverandering

Het nieuwe beleid is dus gericht op anticiperen op klimaatverandering; dat betekent dat er binnen projecten vooraf goed nagedacht wordt over zaken die invloed hebben op het klimaat in plaats van dat er achteraf aan damage control wordt gedaan.

Soms is het lastig te bepalen wie nu kartrekker is en komt het voor dat de ambities groter zijn dan die van de omgeving. De gemeente legt niet alles op, werkt liever met vrijwillige medewerking. Ook het waterschap geeft aan dat het soms moeilijk is om inwoners mee te krijgen. “Maar qua omgevingscommunicatie is het waterschap toch net iets verder dan de gemeente”, zegt Pietsch. Vennix springt bij: “Herinrichting Groote Beerze is hiervan een goed voorbeeld. Het waterschap is kartrekker van dit project. Ze werken met professionals die de omgeving goed betrekken bij het project. We kunnen als gemeente zeker leren van de combinatie communicatie en participatie. Als gemeente zitten we veel aan tafel met individuen en minder met partners. We geven daarbij nog veel informatie aan hen. We willen meer kijken naar de behoefte van onze gesprekspartners. En kijken naar alle partners in onze communicatie en hiervan leren. “

Voor beide partners geldt dat ze zeer betrokken zijn en voor elkaars gebied zorgen. Leo legt uit dat het waterschap vroeger meer vanuit beleid en programma’s werkte. “We hebben dezelfde doelen en ambities, maar moeten ook aan de gang gaan. En dat doen we nu. Toezichthouders en gebiedsbeheerders van het waterschap hoeven we maar te bellen en dan staan ze er. Ook ’s nachts! Snel schakelen is wat we beiden doen.” Elisabeth: “Dat geldt ook andersom. Als we een melding krijgen van een illegale lozing, dan spoort de gemeente mee op waar dit vandaan komt en handhaven ze. We pakken zaken aan en zijn allemaal zeer betrokken. We zeuren niet wie waar verantwoordelijk is. Die discussie voeren we niet meer.” Is het dan allemaal walhalla? Zeker niet. Leo vertelt dat het waterschap soms nog een afwachtende houding heeft. Elisabeth: “Ik kan soms niet meteen antwoord geven en moet dan uitzoeken wie waarvoor aan de lat staat. Wij dienen als waterschap aan te geven waarom we aan een project moeten (willen) bijdragen en zoeken waar financiering vandaan kan komen.” Daar zit het verschil continueert Leo. “Als gemeenten hebben we gelden ter beschikking. Na goedkeuring van de raad kijken we waar de investeringen het beste tot hun recht komen. Bij het waterschap is er meer hiërarchie. Daar wordt een visie gemaakt met plannen voor zes jaar.” Soms is dat niet makkelijk werken maar beiden geven aan zich goed te kunnen inleven en begrip en respect te hebben voor die werkwijze.

Het lijkt ook wel eens dat we met hetzelfde bezig zijn of juist dat er niet veel gebeurt. Maar soms moet de tijd rijpen en achter de schermen gebeurt er vaak veel. Met enthousiasme steken de partners elkaar in ieder geval aan om aan de slag te gaan. “We zeggen daarbij soms voor de grap dat het waterschap net zo goed bij ons in het gemeentehuis kan zitten. We werken dan nóg effectiever en sneller aan dezelfde zaken.” Hebben de partners nog tips voor andere organisaties? Elisabeth geeft aan dat het goed is om steeds na te denken over wat je kunt bijdragen en aanvullen aan een ander. Zo kunnen we beter op elkaar inhaken. Het regelmatig contact hebben is ook een succesfactor, vindt ze. “Bel niet alleen als je iets wilt, maar deel ook informatie. Dan komen ook vanzelf de ideeën.” Leo noemt het inzetten van professionals als tip. “Zo vragen wij bijvoorbeeld tijdelijk ondersteuning van adviesbureaus als Arcadis voor bepaalde projecten. De goede kwaliteit van de plannen en ideeën is mede aan hen te danken. Zij kunnen plannen, waar iedereen zich in kan vinden, heel goed uitschrijven. Ook vragen we ze soms om een second opinion. Dat levert ons veel op!”

Tot slot meldt hij dat velen zaken en huidige werkwijzen willen houden zoals het nu is. Loskomen van beleid is voor hen een uitdaging. “We moeten meer toe naar een gebiedsgerichte aanpak. En daarbij moet je vaak van achter je bureau komen en het veld ingaan.”